Viereneenhalf was ik toen mijn broertje stierf. Van de tijd daarvoor herinner ik me niet dat hij thuis woonde. Geregeld werden mijn oudere broer en ik meegenomen naar Aartrijke, waar we hem aantroffen in een wit metalen kinderbed als een grote kooi. Hij lag stil en plat op zijn rug, keek met zijn blauwe ogen naar niets want hij was blind, en soms wel en soms niet had hij een dun slangetje in zijn neus waarvan onze moeder zei dat hij er zijn eten door kreeg. Om ons heen zaten nog meer kinderen in kooien. Grote, lawaaierige kinderen die grote, scheve tanden hadden waarmee ze lelijk konden bijten. Ik weet dat omdat mijn oudere broer een keer zijn hand door de spijlen stak, iets wat hij daarna nooit meer heeft gedurfd.
Plotseling ging ons broertje dood, zeven dagen voor zijn derde verjaardag, op de maandag van de Goede Week. De zusters legden hem mooi gekamd en aangekleed in een apart bedje in een aparte kamer met gordijnen. Zijn handjes waren gevouwen zoals hem dat bij leven nooit was gelukt, de nageltjes hadden de blauwe kleur van zijn mond. Mijn moeder boog zich over hem heen en huilde zonder geluid. Een zuster in wit habijt had een groot gevuld paasei voor ons. Wij juichten. Mijn vader zei dat ons broertje nu in de hemel was. Nog meer reden tot gejuich. De zuster had tranen in haar ogen, mijn vader ook.
Hij werd op Witte Donderdag begraven. Drie jaar eerder was hij op Witte Donderdag ter wereld gekomen. Het kistje lijkt wit, op de foto,
maar in mijn herinnering is het lichtblauw, hemelsblauw, de kleur van het kruis dat mijn vader later op het grafje plantte. We gingen
niet meer met bus, trein, bus naar Aartrijke. Het kerkhof lag dichtbij, we konden er te voet naartoe.
Ruim een halve eeuw later is de mythische plek veranderd in een dorp om naartoe te rijden. Het instituut Engelbewaarder heet nu anders. De gebouwen staan er nog, maar niet lang meer. Het is jaren zestig architectuur met veel beton waar stukken uit vallen. Indertijd was het nieuw, kleurrijk, modern. Vandaag zijn de kinderen verdwenen, de laatste zuster hield er onlangs mee op. Ik krijg een rondleiding. Mijn gids brengt mij naar de lege zaal waarvan ik een foto heb. Wat is alles klein geworden, wat zijn die witte wanden grauw. Daar stond zijn bedje. Hier is het balkon waar mijn moeder poseerde, broertje op de arm. Ik en mijn oudere broer zijn half in beeld, in de lens kijkend alsof we ervoor op de tenen zijn gaan staan. Ik neem een nieuwe foto op dezelfde plaats.
Mijn moeder verlangde naar het weerzien met haar zoon. Op Witte Donderdag dacht ze aan Pasen. Verdriet slijt niet. Het rijpt alleen maar. Als iemand haar vroeg hoeveel kinderen ze had, antwoordde ze altijd: ‘Negen, waarvan acht in leven’. Ook nadat Alzheimer haar
herinneringen begon op te eten, kon ze nog lange tijd de hele rij op haar vingers opsommen, daarmee haar moederschap in twee trotse
handen samenvattend.

Plotseling viel de naam van het broertje weg. Bij het tellen sloeg ze hem over alsof hij nooit had bestaan. Zo dicht bij de vervulling van haar wens raakte ze hem alsnog kwijt. Daarna verdwenen ook een voor een de namen van ons, de overblijvers. Met lege, rusteloze
handen loopt ze sindsdien rondjes op zoek naar wie ze mist. Ze weet niet meer of het haar vader is of haar zoon of haar man. Soms huilt ze zonder aanleiding, zonder geluid. Fantoompijn om wat niet meer is. Dan geef ik haar de pop die er niet uitziet als een echt kind, maar haar lichaam herinnert zich omvang en gewicht. De linkerarm vormt vanzelf een nestje dat wiegt. Ze verwondert zich over het heldere blauw van de ogen, die zo zijn ontworpen dat ze je overal lijken te volgen. ‘Kijk, hij ziet mij’, zegt ze verrukt. Op de selfie die ik van ons drieën maak, sta ik er maar half op. Het is een foto voor later om te bewaren, want alles gaat voorbij. Maar dit hier, de liefde, die niet. Die zal nooit vergaan.
Wie is Sylvia Vanden Heede
Sylvia Vanden Heede geboren in 1961 te Zwevegem als tweede in een groot gezin. Altijd geschreven en getekend. Uiteindelijk heeft de pen gezegevierd over het potlood. Sylvia is vooral bekend als geestelijke moeder van Vos en Haas. Daarnaast is ze ook moeder van vier kinderen en grootmoeder van acht kleinkinderen.