Janneke Maan
Door Eva Herman
‘Is dit niet wat overdreven?’, vraagt mijn moeder terwijl ze mijn nachtlampje uit de berg spullen prutst die voor de kringwinkel bestemd is. De lamp heeft de vorm van een Janneke Maan die ietwat slinks lacht. Als kind vond ik hem mooi en eng tegelijk. Als volwassen vrouw vind ik hem sinds een paar weken kinderachtig. Net zoals de naaikist met rode bloemen. Net zoals het deken met daarop een dikke bij gestikt. Net zoals zowat alles wat ik bezit. Alles moet weg waar stof op ligt. Ik doe niet aan ontspullen, nee, wel aan scheepjes verbranden. Baggerschepen. Mijn moeder en ik wandelen een paar keer over-en-weer naar de kringwinkel. Ik voel me lichter worden bij iedere stap. We praten over dode vogels, kappers en andere gevoelige zaken. Ik twijfel nog over de tafel, want op de grond eten kan evengoed.
Mijn moeder vraagt of ze al aan de rode wijn mag en of ik ook een glas wil. Nee, geen wijn, anders ga ik huilen. Of ja, toch wijn, want ik ga sowieso huilen. We drinken uit de fles. Ook de glazen zijn weg. Die vond ik erg mooi, maar ik kreeg ze van jou. En je had goddomme smaak! ‘Weet je het allemaal wel zeker?’, vraagt mijn moeder in mijn bijna leeg zolderhuis, terwijl ik een tweede fles ontkurk. De randen van haar lippen kleuren altijd rood. Ik knik. Ik weet het zeker. Die tweede fles moet ook leeg.
Dan trek ik naar een nieuwe stad en mis ik bijna alles wat ik op de vorige plek heb achtergelaten. Ik loop verloren waar ik zelf bij sta. Ik schuil onder de tafel en hou me vast aan de storm die ik zelf bedacht heb. Ik bel mijn moeder en zeg haar dat het allemaal fantastisch gaat. Ze gelooft me niet, omdat ik naar woorden zoek tussen het spreken door. Op de radio hoor ik een lied op theremin en ik weet dat ook jij het mooi zou vinden. Aan de overkant krabt de buurman in zijn borsthaar en ik weet dat ook jij het grappig zou vinden. Op mijn nachtkastje staat geen enge maan meer en ik weet dat ook jij het jammer zou vinden. Ik stuur berichten die voor jou bestemd zijn naar mezelf. Ik beantwoord ze zoals jij ze zou beantwoorden.
Je beeld vervaagt stilaan. Het is als een spier die ik moet trainen, wil ik je beeld levend blijven herinneren. Dat wil ik niet. Ik heb daar immers zelf voor gekozen, ooit. Ondertussen is de nieuwe stad mijn stad geworden en loop ik enkel nog verloren wanneer ik dronken ben. Ondertussen staat mijn appartement alweer vol met onnodige spullen, onder het stof, en verzorg ik planten die het moeilijk hebben. We horen en zien elkaar al lang niet meer. Ik weet enkel dat je verdikt bent sinds je een kind opvoedt.
Onlangs zag ik, bij stom toeval, in de kringwinkel een Janneke Maan staan die verdacht veel op de mijne leek. Zonder snoer. Zonder lamp. Ontredderd. Met diezelfde lach. ‘Waar was je al die tijd?’, vroeg hij mij. ‘Je bent veranderd’, zei ik. ‘Jij ook.’ Dat was nu net de bedoeling.
Wie is Eva Herman?
Eva Herman heeft Writing for Performance gestudeerd aan de HKU in Utrecht, om daarna jaren niet meer te schrijven. Ondertussen heeft ze de draad opnieuw opgepikt en schrijft ze vooral erg kort proza waarmee ze regelmatig optreedt op diverse podia. Ze organiseert ook mee de Voorleesbühne in Gent; een podium voor kort, absurd proza in huiskamers. Verder houdt ze nog steeds niet van duiven, honden en te lage fietszadels.