Overstappen // door Puck Füsers

‘Zit ik in de goede trein?’ vraagt de man tegenover me. Althans, dat is wat ik ervan maak; hij vraagt het in het Frans en ik ben nog bezig mijn oortjes uit mijn oren te halen. Ik zie mezelf weerspiegeld in zijn blauwe zonnebrilglazen. Hij heeft een opvallende outfit aan: roze korte broek, gekleurde bucket hat. Hij is onderweg naar Maastricht. We zitten in de intercity naar Heerlen, dus ik probeer hem – half in het Engels, half in gebrekkig Frans – uit te leggen dat hij in Roermond moet overstappen. ‘Merci’, zegt hij. Hij vraagt of hij tegenover me mag zitten. Ik knik.

                Ik maak aanstalten om mijn muziek weer aan te zetten, maar voordat ik mijn telefoon heb gepakt, begint hij weer te praten. Hij komt uit Algerije en gaat naar Maastricht om te zoeken naar werk en iemand om mee te trouwen. Hij kijkt me aan: ‘Ben jij eigenlijk getrouwd?’. Ik schud mijn hoofd, maar kan in het Frans niet uitleggen dat ik niet geïnteresseerd ben in deze willekeurige man met een regenbooghoedje op. Hij lacht, laat me foto’s zien van zijn overleden ouders, zegt herhaaldelijk dat hij me zo mooi vindt en wil steeds mijn hand vastpakken om naar mijn ringen te kijken. Ik kan zijn vragen de helft van de tijd niet verstaan. Ergens zou ik subtiel in de stoel willen verdwijnen. Ik werp een blik op mijn telefoon in de hoop dat ik toevallig gebeld word. De andere mensen in de coupé zijn te druk met zichzelf bezig om door te hebben dat ik niet op mijn gemak ben.

                Achteraf denk ik: waarom was ik aan het wachten op iets externs om me uit de situatie te halen? In principe hield niets me tegen om op te staan en weg te lopen. Om hem te vragen me met rust te laten, om mijn oortjes weer in te doen, anything. Maar ik knikte en lachte en vroeg hem zijn vragen te herhalen zodat ik hem kon begrijpen. Waarom? Ik was deze man toch niets verschuldigd? Toch voelde dat als de enige optie, alsof ik het uit moest zitten. Voor wie?

                Pas toen hij met zijn broer ging videobellen en het scherm vervolgens op mij richtte om me aan hem voor te stellen, had ik er genoeg van. Ik vroeg hem te stoppen (dat ik dat nog deed!) en toen hij doorging, pakte ik mijn spullen en liep ik weg. Een halfuur had ik met hem gepraat, had ik mezelf in een situatie gehouden waarin ik niet wilde zijn. Ik baalde ervan dat ik blijkbaar niet voor mezelf opkom wanneer ik me onveilig voel. Het was ook niet de enige keer dat ik, wanneer er een fight-or-flight-moment aan de orde is, overga op freeze. Wanneer het erop aankomt, vergeet ik dat er meerdere manieren zijn om te reageren. Ik hoefde niet te blijven. En: het leverde die man natuurlijk ook niets op, de beleefdheidsact die ik opvoerde. Hij stapte trouwens niet uit toen de trein in Roermond stopte. Ik heb er geen spijt van dat ik hem daar niet op wees.

Wie is Puck Füsers?

Portretfoto van Puck Füsers©Gaby Jongelen

Puck Füsers schrijft poëzie, poëtisch proza en columns. Haar werk verscheen o.a. bij Hard//hoofd, Notulen van het Onzichtbare, Kluger Hans en in Proeftijd. Ze stond op het podium bij o.a. Poetry International, Dichters in de Prinsentuin en het Wintertuinfestival. In 2021 won ze de schrijfwedstrijd Write Now!. Puck volgt het talentontwikkeltraject van Wintertuin.

Geef een antwoord

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.