Bo Vanluchene

De ladekast

Mijn pepe was gestorven. Mijn lichaam plakte binnenstebuiten aan elke muur van mijn appartement. Ik stuurde mijn ex een berichtje. Dat ik verdrietig was. Dat ik hem meer dan ooit nodig had. Zijn vriendin smeekte hem niet te komen. Hij kwam.

Het was in de woonkamer van mijn grootouders gebeurd. Aan de ladekast waarop enorm veel foto’s van hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen staan. Plots viel hij stijf als een plank voorover. Mijn meme zag het gebeuren. Ze belde in paniek een ambulance, en, aangezien ze verpleegster was geweest, kon ze doen wat niemand ooit zou moeten doen bij hun geliefde, ook ex-verpleegsters niet. Hem redden.

Hij lag een tijd op intensieve, waar ik hem bezocht, in korte gulpen, als ademen in een papieren zak. Het was zijn geredde lichaam dat er lag. Enkel dat.

Ik ging nog werken. De late shift. Het tikte bijna tegen twaalven, trillend keek ik naar mijn gsm, waarop mijn moeder details stuurde. Een collega was nog bezig met haar werk. Moet je niet helpen, vroeg mijn chef. Ik begon te huilen. Mijn collega bleef en stuurde me naar huis. Ik zal haar gebaar nooit, nooit vergeten.

Mijn lichaam bleef bewegen, mijn geest was een verdoofde passagier. Het bracht mij naar huis, waste mij, legde mij te slapen. Het maakte mijn ontbijt. Het sprak met mensen alsof mijn tong niet in de bodem van een put lag.

Toen mijn ex kwam, kon ik niet eens meer huilen. Er waren en zijn geen excuses. Wat ik deed, was onvergeeflijk.

De volgende ochtend stond hij in de douche. Het was even na achten op 22 maart 2016 en ik las het nieuws op mijn telefoon. Toen hij terugkwam, haar nog druppelend, vertelde ik hem over de aanslagen. We vertrokken allebei naar ons werk. Het was de laatste keer dat ik hem zag, dat voelde ik toen al. Mijn pepe was dood. Mensen waren vermoord. Ik sleurde mezelf door de dag door te denken aan het minst belangrijke.

Telkens wanneer ik nu bij mijn meme op bezoek ga, kijk ik naar het portret van mijn pepe, schuin boven de kast waar hij viel. Altijd denk ik eraan dat toen hij stierf, ik hem nog een laatste keer heb teleurgesteld. Dat ik mensen heb gekwetst in zijn naam. Dat ik niet beter was.

Ik vraag me af wat hij nu van me zou denken. Wat hij van mijn huidige partner zou vinden. Of het genoeg is dat ik hard mijn best doe. Mijn pepe was een man van zeer weinig woorden. Hij fixte mijn fiets zodat ik niet zou vallen. Hij kruidde zijn soep pas in zijn bord zodat wij geen overdosis peper naar binnen moesten spelen. Ik kan me niet herinneren dat hij ooit iets persoonlijks uit zijn leven aan ons verklapte.

Maar ‘s avonds, vertelt mijn oma, ging hij nooit slapen zonder te zeggen dat hij haar graag zag. Ik beeld het me in: hij staat in de deuropening naast de kast die volgepropt is met onze foto’s. Hij wacht tot ze hem aankijkt, ook al zijn ze al tientallen jaren getrouwd, toch wacht hij. Ze pauzeert zuchtend haar televisie.

Ik denk niet aan hoe hij daar later zal vallen.

Ik zie je graag, zegt hij.

Lieve hemel. Wat zie ik hem graag.

 

 

Wie is Bo Vanluchene?

Bo Vanluchene (1988) studeerde journalistiek en schreef voor (bijlages van) De Morgen, Het Laatste Nieuws en De Standaard Avond om uiteindelijk te landen bij Het Nieuwsblad. Daar schreef ze enkele jaren de column ‘Bo luistert af’ in de weekendbijlage, werkt ze met veel plezier bij het online team en coördineert en schrijft ze film- en serierecensies. Daarnaast houdt ze zich graag bezig met poëzie. Bo woont in Antwerpen, maar haar hart klopt in Londen, de stad van musicals, queer (nacht)leven en haar partner Jamie.

 

Geef een antwoord

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.