Waarom je niet naar de zee moet voor een adempauze

Ongekende plekken in de stad

 

 

Gepubliceerd juni 2019 – Redactie: Veerle Frissen & Mattias Devriendt, fotografie: Veerle Frissen

 

Vandaag liggen 290 van de 308 Vlaamse gemeenten in stedelijk gebied. En toch denkt de helft van de Vlamingen nog dat ze ‘op den buiten’ wonen. En het wordt er niet beter op. In 2050 zal de helft van het Vlaamse grondgebied volgebouwd zijn. De grote steden zullen eenvoudigweg in elkaar overlopen. Geen wonder dat de E40 bij het minste zonnestraaltje op zondagochtend vol staat met stedelingen die in westelijke richting koers zetten naar zee. Want waar vindt een mens tussen al dat stadsbeton nog rust en stilte? “In de stad zelf”, klinkt het volgens architect-scenograaf Geert Peymen verrassend geruststellend. Geen dagjes aan zee, maar een trip naar Brussel voor ons. Een verstillende en verbindende zoektocht naar ‘luwteplekken’ die ons anders naar ‘de stad’ doen kijken. En route!

 


Wat is een luwteplek?

  • Luwteplekken vind je overal, maar ook in een stad. Luwte betekent immers ‘even uit de stroom stappen’. In tegenstelling tot stilte is luwte een veel minder beladen woord. Maar luwte en stroom hebben elkaar wel nodig. Zonder die stroom zijn er geen luwteplekken.
  • De kracht van een luwteplek is dat die in contrast staat met de omgeving: stilte-geluid, bebouwing-natuur, licht-donker, oud-nieuw. Het is een rustpunt in de stad, in een natuurlijk landschap, een private- of kantooromgeving.
  • Een luwteplek is omsloten, bijvoorbeeld door muren, een haag, een bomenrij, zuilen,… maar vanuit de luwteplek heb je wel steeds contact met het dagelijks leven via een gat, vensters, een poort, een doorkijk.
  • Luwteplekken dragen ook een betekenis in zich. Dat kan door de aanwezigheid van groen, een bepaalde architectuur of erfgoed, maar evengoed door objecten, een brug, een tekst, graffiti, een waterput.
  • Op een luwteplek is er een goed evenwicht tussen intimiteit en verbinding. In een luwteplek kom je in contact met jezelf, met de ruimte en met andere mensen. Het evenwicht daartussen moet goed zitten.
  • Een luwteplek is ‘van niemand’. Het zijn plekken die vrij toegankelijk zijn voor iedereen en geen duidelijke functie hebben.

Of een luwteplek een luwteplek is, hangt sterk af van de beleving van het individu en van de mate waarin de opgesomde ingrediënten aanwezig of afwezig zijn. 


 

Momenteel wonen er op wereldschaal voor het eerst in de geschiedenis meer mensen in dan buiten een stad. Dat is niets nieuws voor Vlaanderen: al in de 14de eeuw leefde de helft van de Vlaamse bevolking in de steden en vandaag is het niet anders. Vlaanderen is geen groengebied, met daarbinnen stedelijke kernen, maar een volgebouwd gebied maar daarbinnen groene enclaves. Toch hoeft dat geen belemmering te zijn om verstilling te vinden. ‘De luwteplek’ zou wel eens onze redding kunnen zijn! Misschien denk je bij dat woord aan restaurant ‘In de luwte’ in Nieuwpoort of aan OOOC De Luwte, een centrum voor bijzondere jeugdzorg in Slypskapelle. Dat is op zich allerminst fout, maar het is niet wat Geert Peymen, co-auteur van het boek ‘De luwteplek’ eronder verstaat. Ik heb het boek, dat hij samen met interieurarchitecte Pleuntje Jellema schreef, uit de bibliotheek meegegrist omdat ik wel eens wil proeven van zo’n plek ‘waar je even uit de dagelijkse drukte van de stad kan stappen’. Op een sombere lentedag rijd ik met het boek naar miljoenenstad Brussel om er tussen alle wagens, nationaliteiten, wafels en politiezones heen te zoeken naar een luwteplek en er een moment van stilte, rust en verstilling te beleven.

 

  1. PARKING GROOT-BIJGAARDEN

 

Machocultuur

Op de wegparking van Groot-Bijgaarden pikken we Geert Peymen op. “Dit is absoluut geen luwteplek”, lacht hij. “Te veel mensen, te veel wagens, te open, te functioneel en te veel beton. En nog een pak andere reden waarom deze locatie niet in aanmerking komt.” Gelukkig. Mijn ontgoocheling had niet groter kunnen zijn. Maar wat is een luwteplek dan wel? “Luwte is een plek in de rivier waar de stroming geen vat op heeft, bijvoorbeeld achter een steen”, legt hij uit terwijl we traagzaam de ring op schuifelen. “Maar luwte en stroom hebben elkaar wel nodig. Zonder die stroom zijn er geen luwteplekken.” Het klinkt nog een beetje vaag allemaal. Ik hoop dat alles duidelijk wordt als ik straks op zo’n luwteplek een ijsje lik. Al is dat blijkbaar niet echt de bedoeling. “De meeste mensen werken keihard in de week en in het weekend rijden ze naar zee om er dat ijsje te eten” vertelt hij. “Of ze nemen de auto naar een natuurgebied om tot rust te komen. Maar volgens mij zoeken we het veel te ver. We kunnen luwteplekken opzoeken wanneer we zelf willen, ook tijdens de werkdag als we nood hebben aan herbronning. Zou het niet fijn en makkelijk zijn om te weten waar we op wandelafstand naartoe kunnen voor een adempauze of om zelfs van luwteplek tot luwteplek te kunnen wandelen?”

Ja, natuurlijk denk ik. Maar als het zo eenvoudig is, waarom doen we het dan niet massaal? “Intuïtief weten we wel dat we zulke rustpunten in de dag nodig hebben, maar helaas leven we in een tijd waar alles snel vooruit gaat en we amper ruimte vinden om even op adem te komen. We zouden wat vaker inwendig moeten observeren. En er speelt ook een machocultuur mee. Vrouwen hebben meer voeling met luwteplekken omdat zij zich makkelijker kunnen openstellen voor emoties en de noodzaak om fragiliteit toe te laten in het leven.” Dat is goed nieuws. Ik ben immers een vrouw. En Geert heeft nog meer verrassend nieuws, want luwteplekken hoeven zeker geen parken te zijn, wat mij heel nieuwsgierig maakt, want een park is de eerste plek die in mijn hoofd opkomt wanneer ik aan ‘luwte’ denk. “Een park kan wel een luwteplek zijn, maar vaak word je er verleid om de ander te observeren. Luwteplekken moeten een zekere intimiteit uitstralen.”

 

Drank en parasols

Ik stel me mijn woonplaats voor, en kan me enkele plekjes voor de geest halen die kans maken om een luwteplek genoemd te worden. Maar in Brussel? Misschien moet de overheid die aanleggen, denk ik terwijl we het viaduct van Vilvoorde op rijden. “Niet per se”, raadt Geert mijn gedachten. “Ze kan die wel in kaart brengen. De stad Gent investeert momenteel in het in kaart brengen van haar luwteplekken. En ook Mechelen heeft ondertussen een eigen luwtekaart. Maar de overheid moet vooral leren om de plek te laten zoals ze is. Een openbare ruimte is doorgaans een verzamelplaats van heel veel functies. We kunnen er pauzeren op een bankje, kinderen spelen en voetballen er, én er is een petanquebaan. Voor een stad is het heel moeilijk om toe te geven dat een plek in se nergens voor dient. Helaas zijn er in een stad te weinig plekken die bewust geen functie krijgen.”

Als we straks een goeie luwteplek vinden pal in het midden van Brussel, dan zou ik die toch niet aan de grote klok hangen. Straks komen er elke dag een paar honderd ambtenaren hun boterhammetjes verorberen of opent er iemand een bar. “Inderdaad. Het moet al gauw iets opbrengen; men rukt drank en parasols aan! Ach, het vergt een grote mentale verandering om een plek gewoon te laten zijn. Nu, er mag wel iets staan, zolang het geen verplichting wordt. We hebben het zo moeilijk met plekken waar niks is en niks hoeft. Het benoemen en bewaren van luwteplekken kan bijdragen tot de bewustwording dat consumeren niet verplicht is.”

 

Plon afzetten

We rijden Brussel binnen. Als er overal luwteplekken te vinden zijn, dan kunnen we onze zoektocht het best doen op de meest uitdagende plaats.  Mijn plan is dus om met Geert naar de drukst bezochte straat van Brussel te gaan: de Nieuwstraat. Als we daar een goeie plek kunnen vinden, dan vinden we er overal eentje. En zo zouden we samen een pak wagens besparen die op zondag naar zee trekken, leg ik hem uit. “Inderdaad”, beaamt Geert. “Veel mensen werken zich maandenlang kapot, plannen vervolgens een weekendje weg en doen de maandag erop weer verder zoals voorheen. We moeten weg van een tijdsgeest waar we eerst volledig crashen, om ons in het weekend opnieuw op te laden. Het is beter om een balans te vinden opdat je die zoektocht naar afstand, rust en stilte ook kan incorporeren in het dagelijkse leven. Even de ‘plon’ afzetten tijdens de dag doet deugd. Als een apparaat niet werkt, zegt men altijd: ‘zet het eens af en zet het dan eens terug aan.’ Dat is bij ons hetzelfde. Luwteplekken faciliteren dergelijk gedrag. Op het werk of in je huiskamer kan het moeilijker zijn om jezelf uit te schakelen. Als bedrijven of overheden luwteplekken durven te benoemen en te vrijwaren, geven ze een krachtig signaal naar de buitenwereld. Neem nu Steve Jobs. Hij nam de belangrijkste beslissingen tijdens een buitenvergadering, al wandelend. Moesten bedrijven van tijd tot tijd naar een luwteplek stappen om iets te bespreken, dan zouden knopen veel sneller doorgehakt worden.”

Structureel afstand nemen en pauzeren dus. Mag je dan je mobiele telefoon meenemen naar zo’n luwteplek? “Vroeger was zondag een rustdag; op een familiebezoek na stond er niets op de agenda. Doorheen de week gold de afspraak dat er na 22u niet meer getelefoneerd werd. Met onze smartphones en laptops stopt de dag nooit. De buitenwereld blijft voortdurend binnenstromen. Door de sociale media en de ongelimiteerde technologie is er nood aan afbakening van onze tijd en ruimte. Luwteplekken zouden ons fysiek en mentaal kunnen helpen om daar bewust tijd voor te maken.”

Ik parkeer. We stappen uit en wandelen door de Nieuwstraat naar de Q-park in de Dambordstraat. Één iets zit mij nog dwars. Die luwteplekken die we opzoeken, moet ik daar alleen naartoe? Of doen we dat samen? En wat als daar nog mensen zijn? Is de magie dan weg? “Er moet een evenwicht zijn tussen intimiteit en verbinding”, stelt Geert mij gerust. “Het voelt goed om iemand te herkennen die met dezelfde intentie naar een plek komt. Dat is ook de ander ontmoeten. Uit het onderzoek dat Pleuntje Jellema en ik voerden, weten we dat mensen (op hun eentje) thuis steeds moeilijker rust vinden. We verkiezen gezelschap, zelfs zonder gesprek. Luwteplekken hebben het grote voordeel dat ze niet uitsluiten. Ze zijn er niet exclusief voor een bepaalde groep, we moeten er niet voor betalen. De explosie van yoga- en meditatiecursussen laten ons voelen dat er echt nood is aan vertraging. Maar ik vind het ook nodig dat je gewoon op een plek kunt zijn zonder dat je tot een bepaalde club of groep moet behoren. Ik hoop dat we met ‘De Luwteplek’ evolueren naar een open en sociaal systeem waar iedereen gebruik van kan maken.”

 

  1. BOVENSTE VERDIEPING Q-PARK, DAMBORDSTRAAT

 

  

De lift doet er een kleine minuut over. Dan gaan de deuren open. Op de 7e verdieping van de parking betreden we via een klemmende glazen deur een uitgestrekte vlakte van lege parkeerplaatsen. 20 meter lager raast het leven in de Nieuwstraat verder en gaan de deuren van de Inno onophoudelijk open en dicht, maar hier is het heerlijk stil. Stap één verdieping te vroeg uit de lift en je bevindt je te midden van bliepende kassa’s, rijen wasmachines en enthousiaste gadget-jagers.

Vanaf het dak hebben we een zicht van 360° op de stad. De visuele rijkdom aan de horizon contrasteert met de rustgevende leegte die de rest van de parking uitstraalt. Overal rondom ons zien we blinkend glas in verschillende tinten blauw, maar onze voeten wandelen op strakke ritmische lijnen en lege vlakken in egale tinten grijs.

“Dit is wel een goeie luwteplek. Omdat we ons zo hoog van de begane grond bevinden, is deze plek afgesloten van het drukke stadsleven beneden”, legt Geert Peymen uit terwijl hij naar het midden van de parking stapt. “Het begint al met de weg die we hebben genomen. De lift naar boven zorgt letterlijk voor een afstand met de constante stroom van prikkels uit de stad. We komen tot rust en betreden een totaal andere wereld.”

“Het mooie aan deze plek is dat ze nog heel stedelijk aanvoelt”, gaat Geert verder. “Hoewel de natuur volledig afwezig is, fungeert deze plek toch als rustpunt. Daken in stadscentra hebben veel potentieel. Ze zijn er, maar worden zelden gebruikt. De hoogte houdt de stad op afstand, maar het open karakter zorgt er tegelijkertijd voor dat de relatie tot de stad behouden blijft. Ik hou van dat halfopen karakter, dat eigen is aan een luwteplek. De stad wordt een tafereeltje dat we observeren, zonder er aan deel te nemen.”

Toch nodigt de plek niet direct uit om er in alle rust te verpozen, bedenkt hij zich. “Aan deze dakparking zou iets kunnen toegevoegd worden waardoor het ook een verblijfplek wordt, bijvoorbeeld een object of een groot tapijt. Of je zou wat losse stoelen kunnen aanbieden. Het gaat dus om meer dan het plaatsen van enkele zitbanken, aangezien die vaak te dwingend zijn in waar we wel of niet moeten gaan zitten. Kijk, je zou op deze plek perfect op de grond kunnen gaan liggen om een kwartier naar de lucht te staren tussen 2 dossiers in. Alleen wordt je niet uitgenodigd om dat te doen.”

“Wat wel heel fijn is, is dat er op deze parking weinig beweegt. Het is alsof je naar een gestold beeld zit te kijken, waardoor je makkelijker stilstaat bij jezelf. Je kan jezelf hier opladen. De strepen en de leegte van de parking worden een symbool. We zitten midden in het centrum van Brussel maar toch horen we bijna niets.” Totdat plots de klokken van de kerktoren die tot net boven het dak reikt, luiden. “Fantastisch”, vindt Geert, “want ook die betekenisvolle geluiden maken deel uit van een luwteplek.”

Q-park diagram – © Geert Peymen

  1. KRUIDTUINPARK, KONINGSSTRAAT

 

  

500 meter verder staan we in de Kruidtuin, een groot park geprangd tussen kantoorgebouwen en de drukke kleine ring op de grens van Brussel centrum en Sint-Joost-ten-Node. Het park wordt in twee gesplist door de Sint-Lazaruslaan, een doorgansweg die het verkeer naar Schaarbeek leidt. Het panorama op het park en de stad Brussel dat je vanaf de Kruidtuinstraat hebt, werd door Victor Hugo ‘één van de twee wereldwonderen van Brussel’ genoemd, naast de beroemde Grote Markt. Een sprookjesachtige plek. Een toevluchtsoord op wandelafstand, te midden van het beton en de auto’s. De perfecte luwteplek?

“Ik ben niet zo onder de indruk”, zegt Geert. “Het verkeer op de ring is zowel visueel als akoestisch te nadrukkelijk aanwezig. Het gebrek aan begroeiing op deze prille lentedag zorgt ervoor dat het geluid van de ring niet wordt afgeschermd.” Volgens Geerts eerste indruk gebruiken mensen het park voornamelijk als doorgangsroute. “Het is te groot en te weinig afgesloten van de drukke stad. Er is te weinig contrast tussen de stad en het park. Je kan hier nauwelijks ontkomen aan de drukte. Mensen gebruiken het park op het eerste zicht ook meer als plek om anderen te observeren in plaats van aan introspectie te doen. Ten slotte vormen de opvallende architectuur van de Oranjerie, de gestructureerde aanleg van het park en de overvloedige aanwezigheid van sculpturen een drempel om zich persoonlijk met het park te identificeren. De zelfzekerheid die het park uitstraalt, maakt dat er weinig plaats is voor fragiliteit.”

Na lang zoeken ontwaart Geert toch een plekje dat triggert, in een verdoken hoekje aan de rechterkant van de serres zou men met wat verbeelding de nodige intimiteit kunnen vinden. En in de warmere maanden vormen de bomen en struiken opnieuw een natuurlijke drempel tegen het overweldigende akoestische en visuele geweld.

 

 

In 2013 begon Geert Peymen samen met studenten interieurarchitectuur aan de KULeuven, campus Sint-Lucas Gent, met experimenten rond stilte in de stad. Het project heette ‘Urban Silence’ en liep gedurende 5 jaar op verschillende plekken in Gent. Ze gingen er van bij het begin van uit dat er meer was dan louter akoestische stilte. Er ontstond een voedingsbodem om met al die kennis en vruchtbare grond iets te doen en een stap verder te gaan. Vervolgens hebben Pleuntje Jellema en Geert Peymen gedurende 2 jaren onderzoek gedaan naar parameters die een plek kunnen definiëren door middel van observaties en participatieve wandelingen. Uiteindelijk zijn ze tot 6 parameters gekomen. Het boek is een soort doe-boek, een handleiding die mensen kunnen gebruiken. “Het boek blijft sinds de lancering voortdurend in de aandacht. Daaraan merk ik wel dat er een echte nood is aan dergelijke plekken.”

Wie is Geert Peymen?

 

  • Geert is als zelfstandig architect-scenograaf al 20 jaar actief in het landschap van theater, tentoonstellingsontwerp en architectuur.
  • Naast zijn zelfstandig werk is hij docent aan de Faculteit Architectuur KU Leuven campussen Sint-Lucas Gent en Brussel. Zijn aandacht gaat hoofdzakelijk naar het belang van stilte, rust en verstilling. Daaruit vloeide een samenwerking met Pleuntje Jellema uit voort, die als interieurarchitecte met een achtergrond in de sociale geografie geboeid is door de relatie tussen mens en omgeving. Samen schreven ze het boek ‘De Luwteplek’. peymenjellema.be
  • Geert komt na een drukke werkdag tot rust aan de Schelde. “Ik woon in Hoboken en heb een aantal plekken waar ik regelmatig naartoe ga, meestal rond zonsondergang. Als ik mijn zoon bijvoorbeeld naar de muziekschool breng, zou ik een uur kunnen wachten, maar ik kies ervoor om naar de Schelde te rijden. Ik zoek een plek aan het water, lees, of doe niets. Iedereen kan leren om wachttijd om te zetten in kwalitatieve tijd.”

Tips voor een pauze in de luwte

  1. Ga tijdens de middagpauze op verkenning in de buurt van je werk. Een luwteplek vind je meestal al op wandelafstand.
  2. Exploreer minder evidente plekken zoals daken van gebouwen, parkings, vergeten straatjes of binnenpleinen van woonblokken. Stroomt er een rivier of kanaal vlakbij je werk? Ook daar vind je vaak fijne plekken.
  3. Enkel een park in de buurt? Onderzoek alle kleine hoekjes om een plekje te vinden waar je ongestoord van de rust kan genieten.
  4. Zet je smartphone een keer uit of vergeet hem op het werk.
  5. Luister naar de omgeving. Die hoofdtelefoon mag even af.
  6. Denk niet aan je werk.

 

  1. JOSAPHATPARK, AZALEALAAN 63

 

 

Na mijn gesprek met Geert Peymen, ontdekte ik de voorbije maanden al 2 nieuwe, potentiële luwteplekken in een straal van 500 meter rond mijn woonplaats. Soms ga ik er heen en stilaan vind ik er intimiteit, rust en verstilling. Ik sta ervan versteld hoe anders ik mijn eigen stad nu ervaar. Plekken die ik anders nooit had opgemerkt, krijgen plots betekenis. Ik beslis terug te gaan naar Brussel en er 4 Brusselaars te vragen wat hun luwteplek is. Vandaag is het zaterdag. Ik ontmoet Elisabeth Verniers en haar zoontje Leander in het Josaphatpark in Schaarbeek. De zonnige ochtend brengt veel mensen op de been. Overal zie ik joggers, spelende kinderen, enthousiaste honden, en mensen die elkaar ontmoeten. Elisabeth neemt me mee op een wandeling doorheen het park. Langs de bosrijke paadjes, op Engelse tuinen geïnspireerde vijvers en de kiosk in felle kleuren. “Mijn man werkt vaak in het weekend en dus kom ik hier praktisch elk weekend met Leander. Ik ontmoet hier andere moeders en vaders en mijn zoontje is gelukkig omdat hij kan spelen”, lacht Elisabeth. “We wonen hier vlakbij, maar toch kan ik in dit park op sommige plekken het gevoel hebben dat ik me middenin een rustig bos bevind. Dat is dan misschien mijn ‘luwtemoment’. Daarnaast vind ik het fantastisch dat iedereen hier zo open met elkaar omgaat. Ontmoeting en verstilling komen in het Josaphatpark op een unieke manier samen.”

Elisabeth Verniers (31)  woont samen met haar man Paolo en zoontje Leander op een boogscheut van het Josaphatpark. Brussel noemt ze sinds 6 jaar haar thuis. Elisabeth werkt als beleidsmedewerker migratie en ontwikkeling bij Caritas International. In haar vrije tijd speelt Elisabeth graag gitaar of een spelletje kaart met haar man.

 

  1. LA FONDERIE, RANSFORTSTRAAT 27

 

 

5 dagen later spreek ik rond lunchtijd af met Leen Speetjens. Eerst doorkruisen we de drukke Gentsesteenweg, het kloppend hart van Molenbeek, om 2 straten verder via een majestueuze gietijzeren poort op een plek terecht te komen die uitblinkt in stilte en gezapigheid. Dit lijkt een plek met een bijzonder verleden: de binnenplaats van ‘La Fonderie’, Brussels museum voor Arbeid en Industrie, met hier en daar restanten van oude fabrieksmuren en antieke machines uit het bloeiende industriële verleden van Molenbeek. Leen voelt zich hier thuis. “Ik ontdekte de plek per toeval tijdens een wandeling, sindsdien kom ik hier regelmatig voor een pauze. Hier kan ik mijn gedachten ordenen en even ontsnappen aan de drukte van de stad. Ik hoor de vogels fluiten en denk even niet meer aan het werk. De plek is bovendien nog niet zo gekend bij mensen uit de buurt en stiekem hoop ik dat het zo blijft”, vertelt Leen. “Mensen gebruiken deze locatie niet als park, er zijn geen spelende kinderen of sporters, waardoor ‘La fonderie’ haar sereniteit behoudt.”

Leen Speetjens (34) woont op een appartement met een tuin in Sint-Agatha-Berchem. Ze verhuisde 5 jaar geleden naar Brussel, ondertussen wil ze er niet meer weg. Leen werkt als communicatiemedewerker bij Oxfam-Solidariteit.

 

  1. JUSTITIEPALEIS, POELAERTPLEIN 

 

Op een sombere maandag ontmoet ik Lorena Del Mar en Alex Koo aan de ingang van het justitiepaleis. “Volgens Wikipedia is dit het op één na grootste justitiepaleis van de wereld en is het gebouw groter dan het Sint-Pietersbasiliek in Rome”, vertelt Alex bij wijze van binnenkomer. 160 op 150 meter groot en 104 meter hoog, dat kan tellen. En het merkwaardige is dat het gebouw vrij bezocht kan worden. Tenminste als je het niet erg vindt om even je rugzak te laten controleren, tenslotte liggen er 5 ton explosieven opgeslagen in de kelders; bewijsmateriaal uit diverse misdaadzaken. Lorena en Alex komen hier een tweetal keer per jaar. Voor de rust of om hun vrienden een andere kant van Brussel te laten zien. Lorena: “We wandelen graag door het gebouw totdat we verloren geraken.” “Of we testen uit hoe ver je kan gaan met de lift”, vult Alex aan. Lorena: “We ontdekten per toeval dat het gebouw toegankelijk is voor bezoekers. Mensen zitten hier om te lezen, te vergaderen of om te genieten van de stilte. Op sommige dagen ben je hier bijna helemaal alleen. Bovendien hou ik erg veel van de architectuur van dit immense gebouw.” Alex observeert veel: “Ik ontdek graag de menselijke kant van rechters, soms dragen ze sneakers onder hun toga. Als ik  advocaten discreet zie overleggen met cliënten, probeer ik me voor te stellen waarover die gesprekken gaan.”

Lorena Del Mar (35) en Alex Koo (28) wonen in een appartement vlakbij het Jubelpark. Ze zijn beiden professionele jazzmuzikanten. 2 jaar geleden verruilden ze New York voor Brussel. Al wandelend en fietsend ontdekken ze de vele verborgen parels die Brussel rijk is.

 

 


 

 

Geef een antwoord

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.